U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mannegien"
Resultaten 21 - 32 van 32
- moed: Het is een minnig mannegien, mar der zit wel moed in (Uffelte)
- overdwars: Wat lig dat mannegien aaid overdwars
- stiefkopt: Wat een stiefkopt mannegien (Zweelo)
- strophoos: Een strophoos is een wat min, achtergebleven mannegien (Zwinderen)
- tobberig: Het is een tobberig mannegien (Dalen)
- veulziedig: Die schoelmister is een veulziedig mannegien, hij kan van alles (Sleen)
- vrouwgien: Dei kniene, is dat een mannegien of een vrouwgien? (Barger Oosterveld)
- vrouwgien: mannegien
- vrouwgien: Bie een flens hej een mannegien en een vrouwgien (Barger Compascuum)
- wiesneusd: Wat een wiesneusd mannegien (Sleen)
- zeikerd: Dat is wel zo'n min mannegien, een zeikerd (Uffelte)
- zwaor I: Het was een komiek gezicht zo'n hiele grote zwaore vrouw mit zo'n klein mannegien (Ruinerwold)