U zocht voorbeeldzinnen met daarin "minder"
Resultaten 21 - 40 van 81
- hingstelul: Hengstelulle is een minder fraai scheldwoord (Meppel)
- hoek I: Net in die hoeke van het laand is de rogge wat minder (Zuidwolde)
- huurweerde: De huurweerde wordt wal minder (Barger Oosterveld)
- kampheui: Maoheui is minder as kampheui (Sleen)
- kerkgang: De kerkgang is de leste joren aordig minder worden (Barger Compascuum)
- keutel: Een keutel was minder weerd (Dwingelo)
- klungelachtig: Doe is wat minder klungelachtig, wees er is wat meer bij (Padhuis)
- knarpen: Maak toch wat minder kebaal, het knarpt mij deur de kop (Hijken)
- kört II: Ik zal het kört met je maken: honderd gulden en gien cent minder (Hijken)
- kraanzeln: Lig toch niet altied te kraanzeln, het kun wel veule minder wèzen, heur (Hoogeveen)
- kwakkeln: Dan is het wat beter, dan weer wat minder, mar het blif kwakkeln (Ruinerwold)
- lèer I: Hie har leer under de klompen, dan sleten ze minder haard (Borger)
- leerlooierij: De meiporren muken de hoed kepot, dan was het minder wèerd veur de leerlooierij (Sleen)
- markbezuuk: Het markbezuuk is minder worden (Odoorn)
- minder: Ik wil geern wat minder suker in mien koffie (Eext)
- minder: De heufdzeerte was wat minder (Fluitenberg)
- minder: In minder dan gien tied was e der weer (Barger Oosterveld)
- minder: Ik moe met minder geld toe (Dwingelo)
- minder: Dat is minder mooi, wat je mij daor verteld hebben (Klazienaveen)
- minder: Door woj zeker ook niet minder van