U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mist"
Resultaten 21 - 30 van 30
- mist: Mist, vorst in de kist (Broekhuizen)
- misten I: As het mörgen zo mist, kom wij niet (Borger)
- potdicht: Deur de mist zat alles potdicht (Norg)
- riskeren: Kuj dat wal riskeren met die mist? (Sleen)
- rumen: De wind is wat ruumd; zo is de mist gauw vort (Sleen)
- stier: Dat stier mist ien hoorn (Buinen)
- vaak: Boven het waeter hangt vaeke mist (Dwingelo)
- verdwelen: Wij moet niet verdwalen in de mist (Havelte)
- vörst II: Mist, vorst in de kist (Ruinerwold)
- vorttrekken: Toen de zun opkwam, trök de mist weg (Coevorden)