U zocht voorbeeldzinnen met daarin "nargens"
Resultaten 21 - 40 van 106
- fetsoen: Ie kunt hum nargens mit hennemen, want hij kan zien fatsoen nich holden (Barger Oosterveld)
- fladdern: Zij fladdert van de iene naor de aander, maar zij kan het nog nargens vinden, donkt mij (Coevorden)
- foshak: Dat is een foshakkien, die kan nargens met vort, ...die komt niet van stee (Sleen)
- gaans: Oh, die goos die hef nargens gien verstand van (Klazienaveen)
- gaffel: ik heb nog nooit zo'n gaffel zeen, hij trekt zich nargens wat van an (Beilen)
- gebreken: 't Zal hom nargens an gebreken
- gelukszuker: Dat bunt van dei gelukszuikers, ze kunt het nargens vinden (Barger Oosterveld)
- geriem: Dat geriem van hum, dat slat nargens op (Wapserveen)
- goedzak: Dat is wel zo'n goodzak, hij hef nargens arg in (Beilen)
- haand: Wij geeft mekaor de haand en we praot nargens meer over (Drouwen)
- hakkenkruk: Een hakkenkruk is eein, die alles wel dooun wil, mor nargens slag van hef (Eext)
- hakkenkruk: is eine, dei ie nargens bie hebben kunt; dei hef nargens verstand van (Barger Compascuum)
- handveger: Ik kan de handveger nargens vinden, het motblik is der wal (Barger Oosterveld)
- hardhoed: Tegen die hardhoed kuj alles zeggen, den trekt zich nargens wat van an (Padhuis)
- hardkop: die gef nargens um (Geesbrug)
- kiffeln: Die kerel zat met dat stukkie holt te kaffeln, het leek nargens op (Schoonoord)
- kloris: Wat is dat een kloris, die kuj nargens bie broeken (Barger Oosterveld)
- kluizenaar: Hij komp nargens, hij hef een lèvend as een kluizenaar (Ruinerwold)
- kreuk: Ze hebt nargens gien kreuk an en toch aaltied maar klagen (Nieuw Amsterdam)
- kuisien: Wat 'n kuis van een vent, die hef nou nargens gien benul van