U zocht voorbeeldzinnen met daarin "nummer"
Resultaten 21 - 35 van 35
- nummer: Wat veur nummer heb ie op je lottie staon? (Hooghalen)
- nummer: Ze hadden de sokken op nummer liggen (Gasselte)
- nummer: Het leste nummer van het kerkeblad heb ik nich kregen (Barger Oosterveld)
- nummer: Dat leste nummer wil ik nog wal een maol hèuren (Sleen)
- nummer: Dat is een mooi nummer, as die der bij is kuj lachen (Drouwen)
- nummer: Dat is een apaart nummer (Roderwolde)
- nummer: Het is zo'n stille nummer negen (Rolde)
- nummer: Die klompen moet ik een nummer groter hebben (Klazienaveen)
- oetlotten: Zien nummer is oetlot, hij hef gien pries (Barger Oosterveld)
- Sint-Jummer: Sint-Jummer/Komp nummer
- steeds II: Tegenwoordig wordt een mens steeds mèer een nummer (Schoonebeek)
- stil: Dat is een stille nummer negen
- veurdracht: Hij stun as nummer eein op de veurdracht (Gieten)
- zes: Wij woont op nummer zesse (De Wijk)
- zingen: Het eerste nummer wat ze zöngen, was het mooiste (Eext)