U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ogen"
Resultaten 21 - 40 van 295
- dichtdoen: De ogen dichte doen en sloeken
- dichtdrukken: Doe kanst mie de ogen nich dichtdrukken
- dichtholden: Hie huul de ogen stief dicht (Emmen)
- dichtkniepen: De plietsie hef de ogen dichtknepen
- dienderig: Hij is zo dienderig under de ogen (Sleen)
- diepliggend: Hij hef van dei deipliggende ogen (Barger Oosterveld)
- diezeln: Het diezelde mie veur ogen (Roswinkel)
- dirreln: Het dirrelt en dwarrelt je veur de ogen (Sleen)
- dobbe I: Dat peerd hef dobben boven de ogen (Schoonebeek)
- dodde I: Hij is nog niet wakker, hie hef nog zukke dodden, ...kladden in de ogen zitten (Sleen)
- dodenhoelder: Die honden met die vlekken boven de ogen, dat waren van die dodenhoelders. As die blaften kwam er ee (Sleen)
- doezeln: (...) een klap, het duzelde mij veur de ogen (Dwingelo)
- dol II: Dolle schaop kiekt glazig oet de ogen (Sleen)
- donker II: Wat kik die meid donker, mar zij hef ook zokke donkere ogen (Ruinen)
- donkerbroen: Dat kind har van dei donkerbroene ogen (Barger Compascuum)
- dood I: Hij hef de dood under ogen zien
- dòp I: Het peerd veur de rosmeule hef doppen op de ogen
- dopoog: Det jonk hef van die uutpulende ogen, ie weet wel, van die dopogen (Hoogeveen)
- dorre I: Ie moot oe beter wassen, ie hebt de dorren nog in de ogen (Diever)
- dórrelachtig: Ik bin wat durrelig, het dreit mij een beetien veur de ogen (Wapserveen)