U zocht voorbeeldzinnen met daarin "papier"
Resultaten 21 - 33 van 33
- papier: Hij speult van papier
- papier: Wij moet nei papier in de kamer hebben (Sleen)
- papier: Aj nei papier plakt, locht het er van op (Hoogeveen)
- schienkoop: Schienkoop is een ankoop op papier, die niet betaald wordt (Oosterhesselen)
- schrien I: Aj papier plakken wilt, meuj zien aj der een schrien bij kriegt um an te smeren (Hollandscheveld)
- schrieven: Hij hef mie het op een stukkien papier schreven
- streep: Op papier trek ie een lien en op de grond een streep (Eexterveen)
- toespraok: Hij las zien touspraok van papier of (Gieterveen)
- vel: Geef mij even een vel papier, dan kan ik schrieven (Beilen)
- verkiffeln: Ie verkiffelt dit hele papier (Ruinen)
- verkneukeln: Ie mut dat papier niet zo verkneukeln (Vledder)
- voest: De domenee preekte zo veur de voeste weg, zo zonder papier (Havelte)
- zetten: Wil ie mij dat ies op papier zetten