U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pik"
Resultaten 21 - 27 van 27
- pik IV: pik, eulie of dik
- pikkeltie: pik III
- pikken I: Met een collecte pik ij de rieken der zo oet (Sleen)
- strekel: De strekel is vervangen deur een pik om de zwao te strieken (Een)
- tarpentien: *Pik en tèer en tarpentien/Smeer mar op mien pokkeltien (Sleen)
- teer I: Van een goedkope piep zeden ze dat die een bieter har van pik en teer (Sleen)
- winter: Pik in, het is winter