U zocht voorbeeldzinnen met daarin "plietsie"
Resultaten 21 - 40 van 41
- ontzag: Dai plietsie, door hadden ze wel ontzag veur (Valthermond)
- onweer: De plietsie giet er langs, der zal wel waorens onweer wezen (Klazienaveen)
- opbrengen: De plietsie zal hum wal opbrengen
- oppakken: De plietsie het hom oppakt (Emmer Compascuum)
- opper: Een opper haj bie de plietsie en de marechaussee (Emmer Compascuum)
- opsporen: De plietsie hef de haanden der vol an um die knapen op te sporen (Broekhuizen)
- piep: De plietsie zat hum achter de piepen
- plietsie: Vrogger waj benauwd veur de plietsie (Sleen)
- rabat: Hij mus bij de plietsie op het rebat kommen (Sleen)
- rats: Toen de plietsie heur peuk, hebt de aolden wal in de rats zeten (Barger Oosterveld)
- sabel: Vrogger had de plietsie een sabel an de fiets hangen (Padhuis)
- stokstief: Hie bleef stokstief staon, toen de plietsie der an kwam (Sleen)
- umsingeln II: De plietsie hef het hiele gebouw umsingeld (Klazienaveen)
- vechtpartij: De vechtpartije was gauw oplopen, toen de plietsie iengreep (Koekange)
- verheur: De plietsie hef hum under 't verheur had
- verheur: De plietsie nam hum in het verheur (Diever)
- verheuren: De plietsie mut de verdachte nog verheuren (Hollandscheveld)
- verzegeln: De plietsie het het hoes verzegeld (Roderwolde)
- verzwiegen: Je moet dat niet verzwiegen veur de plietsie (Havelte)
- vuurtienstoker: De plietsie hef die vuurtienstokers niet te pakken kregen (Sleen)