U zocht voorbeeldzinnen met daarin "prat"
Resultaten 21 - 40 van 71
- linnen I: Hie prat deur linnen en wollen hen
- loekerd: Dat is een loekerd: hij prat je van de stoul en gaait der zölf op zitten (Roderwolde)
- meneuvels: As e prat, maakt e der dan altied van die gekke meneubels bij? (Padhuis)
- metworst: Die prat
- miemeln: Ene die wat in hum zolf prat, zit wat te miemeln (Hollandscheveld)
- mond: Hie prat hum naor de mond
- Möppeler: Een Möppeler prat wat aans as oens (Dwingelo)
- naomauwen: Ze mugt dat meinse graag naobauwen, ze prat zo raar (Beilen)
- ontlopen: Hij prat as een worst, die het vet ontlopen is
- oosters: Zij prat wat oosters (Diever)
- plat I: Het is een hiel gewone kèrel, hie prat gewoon plat (Sleen)
- plat I: Wij zegge wel plat, mar enkeln zegt liever: hij prat Drents (Hoogeveen)
- prat: Hij was der staail prat op dat e een klainzeun kregen har (Eexterveen)
- prat: Daor huuft hij niet zo prat op te wezen; det is lange zo mooi niet (Ruinen)
- proten: Hij prat net zo lange tot hij zien zin hef (Hollandscheveld)
- proten: As ze maor oet kan gaon, dan prat ze nargens over
- proten: Hij prat as een kiepe zonder kop (Ruinerwold)
- proten: Hij prat iene van de stoel en giet er zölf op zitten (Klazienaveen)
- proten: Hie prat elk naor de bek, ...mond, ij wit nooit waj der an hebt (Sleen)
- proten: Hij prat as een kruudkremer (Diever)