U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ram"
Resultaten 21 - 31 van 31
- rams: Dat schaop is rams, laot de ram der mor even bij; die redt zuk wel (Eext)
- ramshoorn: ram
- schouwen: Een kniene schouwen is kieken of het een heui of een ram is (Dwingelo)
- snien: De keunen weurden esnene en de ram weur ebunden (Zuidwolde)
- stoten: De ram wil je steuten (Balloo)
- strop: De ram wordt of ebunden mit een ströppe (Broekhuizen)
- teertouw: De ram wordt of ebunden mit een teertouw (Broekhuizen)
- tochtig: Het schaop is tochtig, wie meut der mit naor de ram (Barger Compascuum)
- weer III: Een ram (Eelde)
- zaodstreng: Bij een ram wuurden de zaodstrengen ofbunden (Geesbrug)
- zwartbles: Wij hebt dit jaor een zwartbleste ram ekocht (Havelte)