U zocht voorbeeldzinnen met daarin "reden"
Resultaten 21 - 27 van 27
- Sint-Matthies: Mit Sinte Matthies was der nog gien ies, en de zesden mèert reden ze nog mit slee en pèerd (Wapse)
- staon: Hie stiet niet veur reden
- trap I: *Dat is gien reden
- umdat: *Umdat is gien reden; ast van de trappe valst, bust gauw beneden
- umdrèeien: Wai reden op de verkeerde weg, toen mus wai weer omdraaien (Peize)
- umtoch: Umtoch is gien reden. Aj van de trap ofvalt, bin ie gauw beneden (Beilen)
- warkelijk: De warkelijke reden woj nooit gewaar (Barger Oosterveld)