U zocht voorbeeldzinnen met daarin "regel"
Resultaten 21 - 40 van 47
- regel I: Hij is hielemaole van de regel
- regel I: Der is in dat gezin totaal gien regel (Noordscheschut)
- regel I: Je moet wel zurgen daj de boel op regel hebt
- regel I: Örder en regel mot der weden (Eexterveen)
- regel I: Hij hef ze allemaole niet op de regel
- regel I: Hij wil niet arg umliek; hij löp altied uut de regel (Ruinen)
- regel I: Hij schrif mooi op de regel (Hoogeveen)
- regel I: Een dubbele regel knopen (Fluitenberg)
- regel I: Het giet op de regel of (Oosterhesselen)
- regel I: Ik bin van de regel
- regel I: in/deur de regel
- regel I: Deur de regel gaode wij twei keer naor de karke (Hoogeveen)
- regel I: Met Pinkstern is het in, ...deur de regel mooier weer as met Paoschen (Sleen)
- regel I: Lange, lange regel/Twintig op een stegel/Dartig op een karkhof/Trekt er dan mar ienen of (Hoogeveen)
- regel II: Een stalpaol zit vaast an de regel (Anderen)
- riegel: regel, riege
- slingerdeslag: As dan de veursten van een lange regel opiens een korte bochte terogge maakten, dan nuumden wij dat (Hoogeveen)
- sparen: Vrogger was het een vaste regel: Eerst sparen en dan kopen (Hollandscheveld)
- spul I: Wat is het daor een spul; der is gien örder of regel (Gasselte)
- stieg: Lange lange regel/Twintig op een stegel/ Twintig op een kale kop/Zet er nog mar ene op (Hollandscheveld)