U zocht voorbeeldzinnen met daarin "roest"
Resultaten 21 - 36 van 36
- roest II: Het is een roest van een jong, ij moet hum in de gaten holden
- roest II: Dat roest is verrekte ondeugend (Grolloo)
- roest II: Dat wicht mag ik niet, het is een kwaod roest (Eext)
- roest II: Het is toch zo'n roest, nou zat ie baoven op het dak
- roest II: Het is een aold roest van een zwientien
- roestbössel: Door most doe eerst wal even flink mit de roestbössel over hen, wat een roest! (Barger Oosterveld)
- roezen I: Dat zwien, dat roest. Daor moej met naor de bere hen (Klazienaveen)
- roezen I: Het zwien roest weerom
- roezen II: De proemen roest van de beume of (Padhuis)
- roezen II: De moezen, die roest er oet
- rost: roest
- smeerwrange: Zij hadden as kleine keunen smeerwrange had. Dan is het net as het allemaole roest is. As ze dat kri (Havelte)
- tuunhek: Het tuunhekkie was rood van de roest (Hijken)
- vortroesten: Roest je dat metalen spul niet vort, zo mar boeten? (Padhuis)
- weerdeeg: Wat een roest van een zwientien, een weerdeeg (Koekange)
- weerumroezen: Het zwien roest weerum (Westdorp)