U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schaop"
Resultaten 21 - 40 van 156
- dol II: Bij dol moej het schaop een slag met een holten haomer veur de kop geven
- drèeiziekte: Aj een schaop hebt mit dreeiziekte, die lup almar in de rondte, ik mene van tegen de zunne ien (Ruinen)
- Drents II: Drèentse schaop (Anderen)
- drieg: De wol zit er drieg op, op dat schaop (Sleen)
- driescheuren: Dat schaop is een driescheuren (Sleen)
- drieten: Nou hej het schaop an het drieten
- droest III: Het schaop is droest in de wolle
- drumpel: Het eerste schaop is al over de drumpel (Noordscheschut)
- endeldarm: Het schaop warkt de endeldarm oet (Mantinge)
- enter II: Bij die schaop hej een paar mooie enters lopen (Sleen)
- folio: Doe het heideveld nog niet ontgunnen was, hadden de boeren heide veur de schaop in folio
- galbot: Het schaop zat vol galbot (Havelte)
- gallig: Hij zet der uut as een gallig schaop
- geleuf: Dei het een geleuf as een schaop (Emmer Erfscheidenveen)
- geluk: Gelok mit het schaop
- hak: Het schaop hef een hak in het oor (Sleen)
- halfhonderd: Ik heb hum ein halfhonderd veur dat schaop boden en meer wi'k ok nich geven (Barger Compascuum)
- hartkop: Een hartkop is een schaop met een hart veur de kop
- hartspan: een schaop dood, hie hef hartspan had (Sleen)
- heide: De scheper komt met zien schaop van de heide (Eext)