U zocht voorbeeldzinnen met daarin "scheet"
Resultaten 21 - 40 van 45
- scheet: Het kost mar een beetien: een scheet en een paar knikkers, ...en drei knikkers (Hoogeveen)
- scheet: Hij mak van een scheet een dunderslag
- scheet: Dat is mor even ain poep en ain scheet
- scheet: In een poep en een scheet was hij klaor
- scheet: Hie hef een scheet in de mus (Sleen)
- scheet: Het blinkt as een scheet in de maoneschien (Nieuw Schoonebeek)
- scheet: IJ hebt een streep trökken, zo schief as een scheet (Oosterhesselen)
- scheet: Ik bin zo slap as een scheet (Vries)
- scheet: Hij is gien scheet veur het gat weerd (Diever)
- scheet: Het lop op een scheet oet (Eext)
- scheet: Der was gien scheet an (Roderwolde)
- scheet: Dat scheet wet alles beter
- scheet: Wat een scheet van een wicht
- scheet: Wat een bange scheet (Barger Oosterveld)
- scheet: Die hef een scheet op het oog (Anloo)
- scheet: Een harde scheet en een weke dreet en een neerswis zöt men geern op een Herendis
- schief III: een scheet (Oosterhesselen)
- schieten II: Hij was zo bange, hij scheet zuk van de hakken
- schieten II: Hij scheet ledder over plaank
- schieten II: Hij scheet zo gruin as mous (Een)