U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schepen"
Resultaten 21 - 27 van 27
- verlaot: In Leik muzzen de schepen schutten in het verlaot (Roderwolde)
- verzet II: Het schepen gebeurde mit verzetten en dei waren 8 Ã 9 laogen hoog (Barger Compascuum)
- vullen I: Bie het schepen mussen zij de krooien vullen (Barger Oosterveld)
- wissel: In het knaol zat een wissel, daor kunden de schepen mekaar verbij (Sleen)
- wissel: In de wissel kunden de schepen drèeien (Beilen)
- zwèei: In een zwaai, ...zwei kunden de schepen draaien, ...drèeien of passeren (Klazienaveen)
- zwèeistok: Een zwèeistok of zwèeiboom mit een takel der an, um uut schepen te takeln of te lössen of laden (Zuidwolde)