U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schier"
Resultaten 21 - 29 van 29
- schier: Het is nog wel een schier endtie rieden (Dwingelo)
- schier: Dat hej aordig schier schat (Anloo)
- schier: Zij kunt heur schier redden (Westervelde)
- schier: Bij raomen keuj nog wal aordig schier met hum proten (Hijken)
- schier: Door binnen ze nog wel even schier met (Eelde)
- schier: Die eier waren allemaol schier (Hoogeveen)
- schier: Een schier ei kan flutten (Dwingelo)
- schieren: Ik schier heur voel
- zundags II: Zundags trek wij het schier gooud an (Eext)