U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schoel"
Resultaten 21 - 40 van 65
- klettern: De schoel is oet, de kinder klettert over 't straot (Sleen)
- kruzen: Waor nou de wegen kruust, stun vroeger de schoel (Borger)
- lessenaar: Meester en juffer zaten eerder in de schoel achter de lessenaar (Mantinge)
- maotigies: Hoe giet het op schoel? Maotigies (Stieltjeskanaal)
- meeldraod: Meeldraoden en stampers lèerden wij op schoel (Westerbork)
- metzingen: Hie zung zo vals, hie much in 't schoel nooit metzingen (Borger)
- nao-eten: Oes jong komp vaak laat weer oet schoel en mut dan nao-eten (Oosterhesselen)
- oetblinker: Het was gien oetblinker in schoel (Zwinderen)
- oetgommen: Ik mus in schoel de hiel zaak weer oetgommen (Zweelo)
- oetvegen: Vroeger hadden wij in schoel een lei met een griffel; kuj hiel makkelijk fouten oetvegen (Emmen)
- of'kieken: Op schoel mag je niet ofkieken (Dalen)
- oftikkertien: De kinder speulden oftikkertien bij 't schoel (Stieltjeskanaal)
- onbedwungen: Dat wichtien is wal verlegen, mor zie giet onbedwungen hen 't schoel (Sleen)
- opkommen: IJ moet drekt opkommen, ij moet neug hen schoel
- örgelspeuler: Toen wij hen 't schoel gungen, was mister De Boer örgelspeuler (Sleen)
- over I: Dat kind, daor bint ze op schoel hielemaol met over
- pauze: Bij het teniel zeden ze: het is pauze, op het land: het is schoft, en op schoel: het is speulkwartee (Sleen)
- prent: As wij op schoel jaorig waren, kregen wij een prent (Nieuw Dordrecht)
- prik: Op schoel kregen de kinder een prik tegen tbc (Padhuis)
- rekenles: Ik vun op schoel de rekenles het mooist (Nieuw Dordrecht)