U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schoet"
Resultaten 21 - 34 van 34
- schoet: Den hef ok weer wat achter het schoet
- schoet: Zie leup met boeskool under de schoet (Hijken)
- schoetboord: Oous otie stak de breisschee in de schoetboord van het haalf schoet (Gasselte)
- strikken: Ik heb buurvrouw strikt met een nei schoet (Gasselte)
- tumpe: De tumpe van het schoet (Erica)
- veurbinden: Ze wol een wit schoet veurbinden (Roderwolde)
- veurhebben: Hij hef een nei schoet veur (Barger Compascuum)
- veurholden: Za'k mien schoet maor veurholden? (Borger)
- veurvort: De schoet veurvort doun
- warkschoet: Een warkschoet was een daagse schoet. Hij was bried en wuur met gatbanden vastmaakt (Sleen)
- zeefiot: Dizze zundagse schoet is maokt van zeefiot (Eext)
- zelenschoet: Een heel schoet of zelenschoet (Rolde)
- zwartbont: Zie het ein zwartbont schoet veur (Emmer Erfscheidenveen)
- zwartwollen: Hie har een zwartwollen schoet veur (Hooghalen)