U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schudden"
Resultaten 21 - 26 van 26
- schudden: Die kan het wel schudden; dat is veur hum verkeken
- stompen: Aj an het dakstro schudden bint, moej de kont goed vlak stompen (Emmen)
- strampel: Een straampel um stro op te schudden
- vörst I: Wij schudden door altied dakstro uut um de varse van de boerderije over te bienden (Havelte)
- zoor: stro in schudden en det gebeurde op zaoterdag (Koekange)
- zwaoger: de haand schudden