U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schuur"
Resultaten 21 - 40 van 91
- gelap: Och, al dat gelap met de schuur is niks meer gedaon (Exlo)
- geraamte: Het geraamte van de schuur stiet er al
- grondvarve: Zet de schuur mar vast in de grondvarve (Oosterhesselen)
- gummiestevel: Ik heb in de schuur nog een paor goeie gummieleerzen staon (Een)
- heuischuur: In de schuur zat een heuischuur, een poort, een schaophok en de brandschuur (Sleen)
- hoesholdplanken: schuur te dreugen hebt liggen (Padhuis)
- hofdeur: zat tussen 't hoes en de schuur (Borger)
- hofdeur: de achterkant van de schuur (Peize)
- holligheid: Der komp holligheid in de schuur
- husseln: aolde schuur te husseln (Hooghalen)
- hut: Een hut was een schuur naost het hoes; vaok kwam de waogen en ander machines der in, ok nog wel ies (Peize)
- ingaon: Hie 's schuur ingaon (Gasselte)
- jachtbaand: Het overstek van dizze aolde schuur is zo mooi, veuraal met die kromme jachtbanden der under (Eext)
- Kasjan: Kasjan, Kasjan/Bik, bik, bik/Zat bij 't schuur/En scheet een sik
- kerton: Hie har het opschreven op een stuk kerton, dat e in de schuur vunden har (Sleen)
- klopper: De klopper lag in de schuur (Erica)
- koppeltienbuiteln: As kinder gungen wij koppeltienbuiteln op het heui, dat in de schuur kwam (Zwinderen)
- korreln: Körrel die tun is even de schuur in (Padhuis)
- lös I: Zij hebt een lösse schuur
- maken: Törf in de schuur maken (Barger Oosterveld)