U zocht voorbeeldzinnen met daarin "sloten"
Resultaten 21 - 40 van 43
- opmaken: De sloten hew schoon, mar de kanten moew nog opmaken (Oosterhesselen)
- plens: in die sloten (Emmen)
- prikhaak: Sloten weurden schoonmaakt met een prikhaak (Beilen)
- rumen: Vroeger mus ij veul sloten rumen (Schoonebeek)
- ruum I: Dizze sloten komt almaol oet in de ruum bij Zandvoort (Eext)
- ruumhaak: Rommel oet de sloten trekken gebeurt met een ruumhaak (Oosterhesselen)
- schouwen: Nei week moew de sloten schoon hebben, dan komp het waterschap te schouwen (Sleen)
- sloot: Hij lop niet in twei sloten tegeliek (Norg)
- sloot: in zeuven sloten (Anloo)
- sloot: Sloten bier bint er deurgaon (Sleen)
- sloten: Met de sloothaoke warken nume wij sloten (Hoogeveen)
- sloten: Bij oes was het de gewoonte tussen de heuiing en de bouw te sloten (Ruinerwold)
- sloten: Mien va dreug stevels met klompen der an as ze an het sloten waren (Beilen)
- sniel: Het lange blad van planten in sloten en veenaachtig laand nuim wie snielen of snevels
- snitzende: De sloten en wieken worden vake schoon emaakt mit de snitzende (Hoogeveen)
- snitzende: De snitzende keuj gebruken um de vilten in de sloten of te snien (Hollandscheveld)
- steekschup: Een steekschuppe kuj gebroeken um de kanten van de sloten of te steken (Barger Oosterveld)
- stromen: Het water stroomt deur de sloten (Hollandscheveld)
- trekhaak: Ze maokt de sloten schoon met een trekhaok (Balloo)
- trekken: Zij bint an het sloten trekken