U zocht voorbeeldzinnen met daarin "streek"
Resultaten 21 - 40 van 46
- neerkauwen: Kou is niks op streek, hij neerkaauwt ok neit (Vries)
- ofstrieken: Hij streek zien stronthaanden an de broek of (Ruinerwold)
- ploerterig: Ik vin dat ain ploerterige streek (Tweede Exloërmond)
- poeperij: Ik bin an de poeperij, ik heb de maag goed van streek (Emmen)
- rondoet: Het is ronduut zegd een gemiene streek van hum (Fluitenberg)
- schoftig I: Wat hef hij daor ee schoftige streek uuthaald (Klazienaveen)
- schurftig: Wat een schurfterige streek (Dwingelo)
- schurkachtig: Hij heul een schurkachtige streek oet (Zeyen)
- stiekelbos: Jan streek (...) over de kin, die aordig oetlopen was - een stiekelbos
- stobbe II: Een stob baggel is 9000, ain meter braid en de haile streek lang (Eelde)
- streek: Muziek maken? As het even kan nich bie os op de streek
- streek: De schatter van het vaifonds woont bie ons op de streek
- streek: Hij lop altied bie de streek
- streek: Hie löp bij de streek
- streek: Hij was finaal van streek (Nieuw Amsterdam)
- streek: het is gooud op streek
- streek: Ik bin zo lamlendig, niks op streek (Vries)
- streek: hef hum weer op streek hölpen (Sleen)
- streek: Hij het de maoge van streek (Emmer Erfscheidenveen)
- streek: streek holden (Zwinderen)