U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stuver"
Resultaten 21 - 26 van 26
- stuver: Hij hef veur gien stuver krediet
- stuver: *Een stuver espaard is een stuver ewunnen (Hoogeveen)
- tentker: Veur tien stuver matten de tentkers vrogger een stoel (Zwinderen)
- trekdrop: Hij haalde veur een stuver trekdrop (Klazienaveen)
- versnupen: Hij kik, asof hie zien leste stuver versneupt hef (Elim)
- zesthalf: Det kost zesthalf stuver (Koekange)