U zocht voorbeeldzinnen met daarin "trap"
Resultaten 21 - 27 van 27
- trap II: De kou kreeg een trap (Westervelde)
- trap II: Een trap onder het gat kuj kriegen (Ruinerwold)
- trap II: Hie hef een trap van het pèerd had (Westerbork)
- trap II: Iene een trap naogeven
- trappaol: De trappaol onder an de trap, daor de leuning an vaast zit (Roderwolde)
- umtoch: Umtoch is gien reden. Aj van de trap ofvalt, bin ie gauw beneden (Beilen)
- zak: Hij kreeg een trap tegen de zak (Barger Oosterveld)