U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vaalt"
Resultaten 21 - 31 van 31
- troel: Het vaalt niet met, mor het is een eelske troel (Gasselte)
- vaalt: vaalt
- vallen: De mond vaalt hum lös (Anloo)
- verplichting: Het vaalt neit met as ze je aal maor neie verplichten opleggen (Vries)
- verwieten: Hom vaalt niks te verwieten (Emmer Erfscheidenveen)
- water: As het water vaalt, dan kraakt het ies
- zetvaalt: vaalt
- zeurig: Wat een zeurderig liedtie, je vaalt er bij in slaop (Drouwen)
- zoel I: Bij het meien vaalt het koren tegen de zoel an (Eext)
- zoer II: Het melken vaalt mij aaltied zo zoer; ik krieg het er zo van in de polsen (Zweelo)
- zuk I: Nao dat het zuk nat weer west is, vaalt het mai nog niet tegen (Eexterveen)