U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vals"
Resultaten 21 - 23 van 23
- wark: Pas op, jonge, hij geet aordig vals mit oe te waarke
- worden: Zij hef een vals gebit kregen, maor ze kan der nog niks best met worden (Beilen)
- zingen: Zij zunk zo vals, het was iesbaorlijk (Havelte)