U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vent"
Resultaten 21 - 40 van 258
- beul: Die vent was een beul veur zien vrouw (Beilen)
- beul: Die jong kun waarken as de beste, het was een beul van een vent (Peize)
- bleu: Wat is die vent barre bleu, hij durft nog gien meid te vraogen (Geesbrug)
- bluisterboks: Moej die vent is heuren. Wat is het toch een bluisterboks (Oosterhesselen)
- bobbelkop: Wat hef die vent een bobbelkop, die krig vast nooit een meid (Zweelo)
- boeba: Die vent dat is een aordige boeba (Sleen)
- bofkont: Die vent, dat is toch zo'n bofkonte (Hollandscheveld)
- bollemaande: Grietien vent mit de bollemaande (Hollandscheveld)
- briedbek: Die vent, dat is een briedbek (Sleen)
- broese'ren: Die vent steet daor maor te broeseren, laot hij maor wat doon (Beilen)
- bukken I: Wat is dat een dreuge bukken van een vent (Drouwen)
- contramine: Altied is die vent in de contramine
- dampen: Die vent, die lög, het dampt hum under de pet weg
- daozerd: Zo'n knappe meid en dan verkering mit zo'n daozerd van een vent! (Koekange)
- deurslag: Die vent dat is een deurslag, hie brengt alles der deur (Sleen)
- diender: Het is een dooie diender van een vent, hij wet van veuren niet dat hij van achtern leeft (Zuidwolde)
- dienstwillig: Het is een goeie vent, hij is wel dienstwillig (Ruinerwold)
- doesterd: Daor zit niks bij die vent, het is een grote doesterd (Broekhuizen)
- dogachtig: Het is een dogge van een vent, hij döt altied zo dogachtig (Pesse)
- dood II: Die vent, dat is zo'n dooie mieter (De Wijk)