U zocht voorbeeldzinnen met daarin "verkopen"
Resultaten 21 - 40 van 93
- hoed I: De huud verkopen eer de beer escheuten is (Wapserveen)
- iekmulder: Wij namen wel iekmulders mit hen de schoele um ze te kopen en verkopen (Ruinerwold)
- jakonie: De djakenije wil een stuk laand verkopen (Ruinerwold)
- jelis: Iene een jelis verkopen (Hoogeveen)
- kachelholt: Jan haar bulten doezendholties opslagen um as kachelholt te verkopen (Hijken)
- kanis: Iene een kanis verkopen (Hoogeveen)
- karwai I: Zal ik dij een karwai verkopen, daj het niet naovertellen kunt? (Westdorp)
- kieker: Hij wil het huus verkopen en non hef hij vanmiddag kiekers had (Broekhuizen)
- klater: dan za'k oe een klater verkopen! (Hollandscheveld)
- klets I: Zel ik die ain klets verkopen? (Valthermond)
- kletter: Ein een kletter verkopen (Norg)
- knip III: Dei hef 'n stille knippe, hij mag eigenlijk gien drank verkopen (Barger Oosterveld)
- knol: Hij laot zuk gein knollen veur citroenen verkopen
- koolboer: De koolboer, die 's harfst mit de bok langs kwam um kool te verkopen (Hoogeveen)
- kwats II: Kwats verkopen (Dwingelo)
- lel: Ik zal oe een flinke lel verkopen (Ruinerwold)
- loeries: Zal ik oe een loeries verkopen? (Dwingelo)
- mark I: Boer, wist doe dien dochter ook verkopen? Dan moust der mit naor de maark tou lopen (Tweede Exloërmond)
- mep I: Aj niet weggaot, za'k je een mep verkopen (Ekehaar)
- merakel I: maag graog meraokels verkopen praatjes (Roden)