U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vies"
Resultaten 21 - 35 van 35
- pier I: Hie hef mij vies bij de pier daon
- smotse I: Een smotse van een wief is vies en slordig (Zuidwolde)
- speien: Dat is zuk vies spul, ik kan der wal van speien (Barger Compascuum)
- strontkanes: Een strontkanes is te vies um mit de tange an te pakken (Koekange)
- undertussen: *Ondertussen? Ondertussen is vies
- vies: Zit toch niet zo vies te kauwen (Valthermond)
- vies: Dat is wel zo'n vies kadaster, een echte smeerlap! (Schoonoord)
- vies: Hij is te vies um an te pakken (Dalen)
- vies: Een gaoie borrel, door is e nait vies van (Emmer Compascuum)
- vies: Wat is het vies weer (Oosterhesselen)
- vies: Hie hef het hum even vies zegd
- vies: Dat zal hum nog vies geld kosten
- vies: Zij hebt hum vies bij de bok daon
- vies: Pas mar op, dat ze oe niet pakt, want dan bi'j der vies bij
- wörmpoet: Ain wurmpoede liekt vies (Tweede Exloërmond)