U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vliegen"
Resultaten 21 - 27 van 27
- vliege: Ie vangt mèer vliegen mit hönnig as mit azien (Dwingelo)
- vliegen: Die zet alle veugelties vliegen
- vliegen: ; In Medemblik ziet ze ze vliegen (Hoogeveen)
- vliegenglas: In een vliegenglas verzeupen de vliegen in ziepwater (Kerkenveld)
- vlieger: vliegen
- vogel: Die zet alle veugelties vliegen (Hollandscheveld)
- zien I: Die man zeut aal vogelies vliegen (Anderen)