U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vlot"
Resultaten 21 - 30 van 30
- ongemakkelijk: Dat warkt niet vlot, dat warkt ongemakkelijk (Gasselte)
- opproten: As die spreker wat vlot opprat, biw vrog in huus
- sloeren: Nou muj dat vlot even ofwarken en niet laoten sloeren (Ruinerwold)
- tocht I: Laank op de tocht is ene, die niet vlot van de woorden kan (Pesse)
- vlot I: De eenden zit in het kroos, ...vlot te snabbeln (Smilde)
- vortkommen: Ien het eerste wol het mij niet van de handen, maar non kan ik der vlot mee wegkomen (Ruinerwold)
- wal I: Wij bint vlot van wal kommen
- warkpeerd: Dat is zo'n groot log deier, dat is gien vlot warkpeerd (Barger Compascuum)
- waterlanders: Die is vlot mit de waeterlaanders
- zoegleer: Het zoegleer wordt te stief en hard, en warkt niet vlot meer (Ruinerwold)