U zocht voorbeeldzinnen met daarin "voetballen"
Resultaten 21 - 28 van 28
- stand: De stand bij het voetballen was 2-1 veur de bezukers (Ekehaar)
- uk: Der waren een paar jongen an het voetballen, allemaole van die ukkies (Hoogeveen)
- valigheid: Bij het voetballen hej ok een hoop valigheid (Nieuw Dordrecht)
- voetballen: Hij kan bij het voetballen zo geweldig gemien speulen! (Erica)
- weideland: In dat weidelaand kuj mooi voetballen (Nieuw Amsterdam)
- wilwark: Dat voetballen is wilwark; as ze zo mussen zwieten bij het wark, dan staakten ze (Odoorn)
- zweepslag: Hij kreeg bij het voetballen een zweepslag (Hoogeveen)
- zwienenblaos: Wij gingen met een zwienblaoze voetballen (Klazienaveen)