U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vol"
Resultaten 21 - 40 van 413
- bedankien: Bedaankies hangt de lucht vol van (Fluitenberg)
- bedankien: Met bedankies heb ik de zolder vol liggen (Drouwen)
- behemmeln: Klaain kinder mout, as ze met de boks vol loopt, behemmeld worden (Eexterveen)
- belezen: Hie is aordig belezen, hie hef ok een kast vol boeken (Sleen)
- beschutenkrummel: De hiele vloer lag vol met beschuutkrummels (Klazienaveen)
- besnirken: Hij wol hom met een fietspomp vol waoter besnirken (Roderwolde)
- bewaardelen: In de boermarken bint vroouger alle aarven met één vol gebroeksrecht bewaordeeld (Eext)
- bien I: Zie hef 't lief vol arms en bienen
- bladder: De deur zit vol bladders, die kuj beter vanneis varven (Zweelo)
- blaker: De ober strukelde en daor gung zien blaker vol bierglazen tegen de vlakte (Uffelte)
- blauwbloem: Het laand zat vol blaauwbloemen (Rolde)
- bleut I: Doe mij even een bleut, mienend is vol (Eext)
- boek II: Zij har de boek vol
- boek II: Hij hef de boek vol
- boek II: Ze zit mit de boek vol naarms en bienen
- boek II: Zij löp mit de boek vol beenties
- bok I: Hij zit er zo vol van as een bok vol keutels (Roderwolde)
- boom I: Zie zo, nou hew het boompien vol (Broekhuizen)
- borrelglassien: Hie schenkt de borrelglassies nooit vol (Valthe)
- bosschup: Ik har de tasse vol bosschoppen (Diever)