U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vrouwlu"
Resultaten 21 - 40 van 190
- dodenwagen: Vroeger zatten de vrouwlu mit rokken um de kop op de do-wagen (Ruinen)
- draoden: De vrouwlu motten bonen draoden (Valthermond)
- drobbel: De vrouwlu stunden op een drobbel veur de lappieskraom (Borger)
- duvelsdrek: smeerden de vrouwlu an de tepels, as het kind an de börst mus (Nieuw Dordrecht)
- euvel I: De vrouwlu hebt de euvel ok wèer op het lief
- fien: Ze kun aander vrouwlu zo echt venienig, maor o zo fien en kuustig, 'n por en 'n steek geven
- fladdern: De vrouwlu fladdert bij de weg (Emmen)
- floddern: Jonge vrouwlu floddert over straot (Emmen)
- foi: Vrouwlu, hij is der niet foi van en van een borrel ok niet (Sleen)
- galmgat: Aj der vrouwlu bij hebt, wil het wel ies wezen daj zölf noodgedwongen de galmgaten dichte hebt, d.i (Zuidwolde)
- gebrouwel: Wat een gebrouwel met zo'n club vrouwlu bij mekaor (Hooghalen)
- geer: Vrouger muzzen de vrouwlu een geer an het hemd hebben (Roderwolde)
- gekilster: Wat een gekilster! Wat een lawaai as een köppeltien vrouwlu deur mekaar proot (De Wijk)
- gekrakeel: De vrouwlu pruiten allemaol deur mekaor. Wat een gekrakeel (Norg)
- gespin: Het was een heel gespin as de vrouwlu an het spinnen waren (Beilen)
- gespin: Die vrouwlu gaot weer op spinvisite, zie hebt het gespin bij heur (Emmen)
- geteut: Aal dat geteut van die vrouwlu (Schoonlo)
- glimmen: De vrouwlu bint niet eerder tevrene mit het schonemaken of alles mut glimmen (Ruinerwold)
- glöp I: De vrouwlu hadden een glipse deur de rok en kunden zo in de buse komen (Havelte)
- gluier: Een gluier hef het op vrouwlu verzien (Smilde)