U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wit"
Resultaten 21 - 40 van 131
- doelen: Ik wit niet, woor oj op doelt (Sleen)
- dollegien: Een dollegie van wit batist (Ruinen)
- front: Vrogger dreugen de mannen een lös zwart front, soms ook een wit; het was mit baanties vast eknupt o (Diever)
- gehok: Dat gehok van de jeugd tegenwoordig, ik wit niet of dat wal zo goed is (Sleen)
- gengelig: Ik wit wal vast dat e niet goed in örder is, want hie kik zo gengelig oet (Stieltjeskanaal)
- gerechtigheid: Ik wit niet precies van welle dit laand is, mor J. hef in ieders geval de gerechtigheid der over (Beilen)
- giebeknope: An een boerenkiele zit giebeknopen, in het wit of zwart (Vledder)
- giest: Hij is zo wit as een geest (Geesbrug)
- gniffeln: Ie wit nooit waj an dat wicht hebt, het gniefelt mar wat (Hijken)
- goezen: Ik wit niet wat ik hebbe, het goest mij de hele dag deur de kop
- haak: Haken en ogen/ Tikke, takke togen/Wit pampier/Zwart pampier/Zo komt pouwel Jones hier
- hagelbui: Wie hebt vanmorgen een beste hagelbuie had, het was er wit van (Barger Compascuum)
- half I: Ik wit niet wat mij mankeert, mor 'k veul mij zo half (Hijken)
- heideboender: De heidebörsel wuur gebroekt veur potten, mor ok um klompen te schuren met wit zaand (Sleen)
- heit: Doe der mar wat heit op. Wat is dat? Het wit van de hoenderköttel
- hermelien: Een hermelien, ...hermelijk is 's winters wit en zommers broen (Sleen)
- hermelien: Een harmeltien hef een zwarte punt an de steert en is 's winters wit (Coevorden)
- hoe II: Ik wit niet hoe ik 't hebbe vandage, mor ik veul mij niks niet lekker (Hijken)
- hoenderkeutel: 't Wit van een hoenderköttel
- hoeveul: Twei boeren wit wal, hoeveul een koe kost (Odoorn)