U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wonen"
Resultaten 21 - 40 van 44
- nust: In zo'n nust kin je haost neit meer wonen (Emmer Erfscheidenveen)
- ofgelegen: Ofgelegen wonen is tegenwoordig nait meer vertrouwd (Tweede Exloërmond)
- overblieven: De kinder wonen zo wied van schoul of, ze moeten 's middags overblieven (Roderwolde)
- plek: Dat is een mooie plek um te wonen (Balloo)
- plek: Ze wonen ieder keer weer op een aander plek (Eelde)
- plint: Mien vrouw wil niet langer in dizze aole plint wonen (Hooghalen)
- praom II: Een praom is een schip, daor kun ie in wonen en in een bolle niet (Geesbrug)
- propperig: Zie wonen in een propperig klain huusie (Emmer Erfscheidenveen)
- roegte: Zai wonen heilemaol aachter in de roegte
- röttenklooster: Ik wol in dat olde röttenklooster, ...röttennust niet wonen (Anloo)
- scheepskrooier: had vrij wonen (Weiteveen)
- Siberië: in/op Siberië wonen
- stand: Ze wonen op een mooie stand (Roden)
- Transvaal: in Transvaal wonen
- vertrouwd: Ze wordt zo krummelachtig. Is het nog wel vertrouwd, dat ze allend blef wonen? (Noordscheschut)
- veurhoes: De olden wonen in het veurhuus (Emmer Erfscheidenveen)
- veurunder: Ain bolpraom zat ok ain vronder of roef op, woor de schippers in konden wonen (Tweede Exloërmond)
- veurunder: Het was krap wonen in een veuronder (Kerkenveld)
- vredig: Ze wonen door vredig (Emmer Erfscheidenveen)
- waschhoek: Wij waren an het behangen; wij mussen zolang op de waschhoek wonen (Sleen)