U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zèeien"
Resultaten 21 - 31 van 31
- sliepen: Lien zèeien en vlas wien en repen, braoken, sliepen, hekeln en er bossen gaoren van spinnen
- stiekel I: *Stiekels mèeien is stiekels zèeien (Sleen)
- streperig: Aj niet strepig zèeien wilt, moej de daarde gang begooien (Nieuw Dordrecht)
- vars: In de varse voor zèeien
- veurtrekken: Eerst veurtrekken, dan zèeien en dan nao-eggen (Emmen)
- voor III: In de lösse voor zèeien
- zèeien: IJ kunt dik zèeien en dun zèeien
- zèeien: As der mörgen gien wind is, gao wij kalk zèeien (Anloo)
- zèeien: Het was in het zèeien
- zwad: Met het koren zèeien mus de lèeste körrel in het daarde zwad kommen (Sleen)
- zwart: IJ hebt de oren zo zwart, ij kunt er wal knollegruun in zèeien, ...rogge in verbouwen (Sleen)