U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zult"
Resultaten 21 - 40 van 202
- boeren I: Ze boerkten niet zo best, zij zult er heur zöls wel uutboerken (Ruinerwold)
- boetendes: Boetendes, der is spraok van daw op dat feest kommen zult (Eext)
- börgmister: Dat kuj best doen; zij zult oe zo maar gien borgemeister maken (Hollandscheveld)
- bouwriep: Ze hebt de grond bouwriep maakt, ze zult wal gauw begunnen te timmern (Barger Oosterveld)
- brengen: Wij zult hum halen en brengen, zowied is het niet (Hooghalen)
- buis II: Wij zult oe nog wel ies een buisie anmeten
- buuscent: Wij zult de buuscenten verdubbeln (Diever)
- contributie: De buren zult wel weer achter wezen met de conterbutie (Weiteveen)
- denken: Wat zult ze wal van mij denken (Oosterhesselen)
- denken: Wat een buie, ie zult wel deurnat wèzen, dèenk
- deurnimmen: Wij zult het hiele stuk nog een keer deurnimmen (Balloo)
- dienstbaor: Wij zult zien dew die verslèten wagen nog een poosien dienstber kunt maken (Koekange)
- disponeren: Wij zult die dikke boom wel even op oen laand disponeren (Havelte)
- dobstee: Wij zult eerst even een dobstee krabben (Gieten)
- doen II: Wij zult het er mor weer toe doen
- doodbluien: Die appelbomen zult zuk nog doodbluien, zoveul blui zit er an (Eext)
- dreugen: De wind en de zun zult het wasgooud wel dreugen (Eext)
- drieg: Die mot is zo drieg, der zult wal een koppel biggen inzitten (Borger)
- eerdebult: Wij zult vandage de èerdebult ies even umzetten (Stieltjeskanaal)
- fiks II: Wij zult dennend is fiks wat op de pèens geven (Gasselte)