U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dag"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 381 - 400 van 500
- slap: Nao dat feest vuulde ik mij zo slap dat ik de hiele dag in bedde legen heb (Padhuis)
- slepen: De hond lop de heeil dag met een aold doouk te slepen (Eext)
- slikkerd: Dat is wal zo'n slikkerd, dei lop de heile dag mit zuurties in de buze (Barger Oosterveld)
- slip: Hij hangt de hiele dag an de slippe van zie va
- smarterig: Aj het gras meid hebt en het regent dan een dag of wat, dan wordt het gras smartig (Eext)
- smetterig: Ie hebt oen neie aoverhemd nog gien dag an en nou muj ies kieken, hoe smetterig het al is (Ruinerwold)
- smeugeln: Hai smeugelde de haile dag deur (Tweede Exloërmond)
- smieten: De stucadoor zee: Geert, det smiet ik er in een dag tegen an
- smocht: Dat smocht van een jong is de duvel op klaorlochten dag ontkreupen (Rolde)
- smoezeln: Ik kon net zogoed elke dag stamppot koken; aj toch alles deur mekaar smoezeln wilt (Drouwen)
- smouseltien: Ik har nog een smouseltien van de veurige dag (Sleen)
- snistern: Hie snistert de hiel dag an (Sleen)
- snuustern: Aj an het snuustern bint, komt er gewoonlijk hielwat veur de dag (Schoonebeek)
- spin I: *Spin in de morgen/Kommer en zorgen/Spin in de naomiddag/Gelok op de daarde dag (Hoogeveen)
- spul I: Hij mag best veur de dag kommen; hij hef zien spullen goud veur mekaor (Roswinkel)
- spullegiesbaos: De spullebaos hef vandaege een goeie dag (Wapse)
- sputtern: Hij kauwt tabak en sputtert de hiele dag (Schoonebeek)
- staotig: Ze kwam nogal staotig veur 'n dag (Eelde)
- stapelèerd: Die verrekte haan hef de hiel dag liggen te krèeien; ij wordt er stapeleerd gek van (Oosterhesselen)
- stellen I: Dat was zo steld op die dag