U zocht voorbeeldzinnen met daarin "grond"
Resultaten 381 - 400 van 457
- tam: Hij hef de grond tam (Kerkenveld)
- telling: As zie een pöppelèren boom kapten, dan zetten zie direct weer een neie telling in de grond. Dat wa (Sleen)
- tieken I: As der veule miere zit, is het een tieken dat er veule stikstof in de grond zit (Hollandscheveld)
- tiepeln: Een geutje in de grond. Daor een dwarsstokkie over hen, dat met een tiepelstok zo ver meugelijk wegg (Schoonebeek)
- tiepelstok: Het tiepelholtie mus mit ein kaant van de grond liggen (Een)
- tillever: Grond die lös is van mos en half vergaone plaanten, die bewègen as ie der op loopt, nume wij tillà (Ruinerwold)
- tongel: Tongel trök de rogge an de grond (Padhuis)
- trappen I: Ie mouten joen femilie nait zo in de grond trappen
- trilling: De trilling van de grond (Wapse)
- twenter III: De paperassen ligt enter en twenter op de grond
- umhakken: De grond gauw zölf umhakken (Padhuis)
- umkommen: Die grond is umkommen op een deeipte van een haalf meter (Eext)
- umplentern: Zie hebt die hoek grond ok gauw umplenterd! (Sleen)
- undergrondploeg: Een undergrondsploeg is een wuler die de grond diep lös makt (Emmen)
- underhandeln: Ze bint over die grond an het underhandeln (Gieten)
- underhen: Ie kunt er wel een spit zwarte grond onderhen graven
- underweg II: Wie hebt er grond underweg, ...undervort haald (Barger Oosterveld)
- vast: Het is daor vaste grond (Padhuis)
- veenachtig: Hier vreur het gauwer, de grond is veenachtig (Roswinkel)
- veenderig: Die grond is niet genog bezand, die is veenderig (Klazienaveen)