U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kind"
Resultaten 381 - 400 van 466
- suzen: Suze, suze kindtien/Pappot stiet in het spindtien/Zute melk met wittebrood/Over een jaor is het kind
- taofelpoot: *Taofelpoot tussen de beeinen, binnen het jaor een kind
- taol: Dat kind is aaid netties in taol en antwoord (Schoonebeek)
- tatern: Het kind begunt al te taotern (Vries)
- teruggeholden: Ie magt det kind niet troggeholden
- testen: Ie kunt je kind op school laoten testen (Beilen)
- tet: Geef dat kind toch even de titte, dan is het zo stille (Erica)
- tet: Dat kind zit altied met die aol tet in mond
- teutebel: Wat is dat kind een teutebel
- tiddeltop: Wat een tirreltop, ...tiddeltop van een kind; zit gien ogenblik stille (Barger Oosterveld)
- tieken II: As kind poeste ik tegen het glas um der op te taiken (Tweede Exloërmond)
- toelachen: Ik heb van alles probeerd, mar het kind wol mij niet toelachen (Oosterhesselen)
- toespringen: As ik niet toesprungen was, haar dat kind onder de auto zeten (Klazienaveen)
- toezien: De vrouw mus liedelk toouzeein, hoou of heur kind vortkwiende (Eext)
- togen: Hie toogt de hiele dag met dat kind
- törfhoek: Dat kind speult geern in de törfhoouk (Balloo)
- toverbal: Dat kind is gek op toverballegies (Nieuw Dordrecht)
- trekken: Dat kind trekt gauw an de lip
- triezeltrop: Wat een triezeltrop van een kind (Oosterhesselen)
- troetelkind: Dat jongste kind van heur is een echt troetelkind (Eelde)