U zocht voorbeeldzinnen met daarin "net"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 381 - 400 van 500
- moeke: Hij het licht hoor, net as zien moetje, ...moeke (Emmer Erfscheidenveen)
- moes I: Het liekt net een moes op een meelvat
- moezennust: Het is net een moezenust, ie kunt er gien kop of gat an vienden
- mollenbult: Het liekt net een mollebulte op een haarspit
- mondtiesmaot: Het zal net angaon, mar het is wel mondtiesmaote (Koekange)
- mooi: Ik was er net mooi met an de gang, toen hij kwam (Buinen)
- mooi: Het gung der aordig mooi, heurde ik net
- moren: Het onderste stuk van de moeren aten wij op, en dat smeuk net as rusken (Klazienaveen)
- mot I: Hij wet er net zo veul van as een mot van het haspeln
- mot I: Het is net een mot met biggen
- mot I: Die vrouw is net een ofgezeugde motte
- mouw II: Een mouwgie is een verdikking an de boek, net veur het achterbien. Zo op het oge een langgerekte, re (Hoogeveen)
- Mozes: Het giet hum net as Mozes: Het beleufde land wal zien, mar der nooit kommen (Padhuis)
- mulder: Een meule mut malen, maor de mulder net niet (Hoogeveen)
- nak I: Hij fietste daor net nog met de ledder op de nak (Hooghalen)
- naoheuiing: Ik weet nog dat het ongelok gebeurde, want het was net in de naoheuiing (Broekhuizen)
- nauw II: Het is net goudgaon, het was nauw an (Zuidlaren)
- negeren I: Ze hebben hom net zolang negerd, dat e der weggaon is (Tweede Exloërmond)
- negeren II: Die moej gewoon negeren, net doen aj hum niet zien (Schoonoord)
- net I: Wij hadden veul vis in het net (Zuidlaren)