U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zuk"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 381 - 400 van 500
- rechts: Daor muj rechts anholden, mor det wis zuk vanzulf (Ruinerwold)
- reddig: Die man let zuk niks anpraoten, hij is reddig (Schoonebeek)
- regelement: Hij heul zuk niet an de regelementen (Barger Oosterveld)
- regeleren: Een dartig verienings doet met en regeleert zuk met vergaderings en oetvoerings
- rekenschap: zuk rekenschap geven
- rekken II: Zuk rekken, dat zug een boer liever van zien vie as van zien dienstvolk
- repen I: Het vei reept zuk tot het lief deur dat gat (Barger Compascuum)
- reuren: Hij begunt zuk te reuren
- ribbe: Hij lat zuk veur een dubbeltien een gat deur de ribben boren
- rieder: Bij het hardlopen gaven zuk een boel bekende rieders op (Norg)
- riegen II: Ze had zuk stief in het corset regen (Emmer Erfscheidenveen)
- rits I: Hij har een heile rits jongen achter zuk an (Barger Oosterveld)
- roeiveriening: Iene die altied naor zuk toegreit (al of niet eerlijk) nume wij: Iene van de roeiverieniging (Coevorden)
- roestig: Wat doej met zuk roestig weer der toch oet (Stieltjeskanaal)
- rond I: Het vei har zuk mooi rond vreten (Barger Compascuum)
- rond I: Wied in het rond vien ie nargens zuk mooi laand (Ruinerwold)
- rötwark: Bah, wat een rötwark, zuk gepiemel lig mij niet (Beilen)
- rugge I: Die maakt zuk niet drok, die hef luie Evert op de rugge (Buinen)
- ruumte: Hie holt zuk wat op de ruumte (Sleen)
- sabbel.: zuk sabbel/sappel maken