U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hebben"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 401 - 420 van 500
- harfst: Wij hebben een mooie haarfst had (Norg)
- harken: Zij zitten der warmpies bij, zij hebben heel wat geld bij mekare kunnen harken (Meppel)
- harmonicagaos: Wij hebben harmonicaogaos om de tuun (Een)
- hazenstrik: Der staot hazenstrikken zat in het veld; wel zul ze daor henzet hebben (Sleen)
- hazevet: Hij moot wat haezevet hebben
- hazevet: Die möt wat haezevet an de hakken hebben (Dwingelo)
- hebbeln: Die hebben mekaor altied bij het haor, die hebbelt altied (Schoonoord)
- hebben: Hie wil ok wat van het levend hebben (Sleen)
- hebben: In de zommer moj niet teveul an hebben
- hebben: Wil e niet wat op hebben?
- hebben: Ik wil der ok wat an hebben, ans dan doe ik dat niet
- hebben: Met het hiele hebben en hoolden is e weggaon (Padhuis)
- hebben: Ik kan het mis hebben, mor volgens mij lög e (Emmen)
- hebben: Dat mag ik der wal van hebben
- hebben: Hie wet wal aordig goed hoe e zuk hebben en holden möt (Sleen)
- hebben: radio zuw snei hebben (Fluitenberg)
- hebben: hebben (Vledder)
- hebben: Ik zul nog wat had hebben, mor ik heb niks kregen (Eelde)
- hebben: Ik zal die nog wol een keer hebben
- hebben: Wij moet de buren nog een aovend hebben