U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kind"
Resultaten 401 - 420 van 466
- troetelnaom: Bij oous is een keuteldoempie een klein kind, en meer as troetelnaompie (Gasselte)
- trouwen: In het eerste jaor van oes trouwen kreew een kind (Havelte)
- tureluurs: Kind, zit non ies even stil en hol op met dat gefriemel. Daor word ik ture
- umpelen: Ie verwent dat kind; ie moot er neet zo mit ummepelen (Diever)
- umpelen: Het kind is wel groot worden; der is een boel met ompaild (Zuidlaren)
- umzeulen: Zit niet langer met dat kind um te zeulen (Beilen)
- underlegger: Dat kind möt nog een underlegger underhebben (Mantinge)
- underlip: Het kind hef de tanden deur de underlip vallen (Zwinderen)
- vaak: Hij is der kind an hoes, hij komp er zo vake (Hijken)
- verdrieten: Het kan mij van zo'n kind wel verdreten
- verdrietig: Het is verdretig, dat het kind gien mo meer hef (Beilen)
- verhemmeln: Dat kind möt verhemmeld worden
- verjaagd: Dat kind is helemaol verjaogd, hie wet niet wat of hij eerst of lèest dooun mot (Anderen)
- verlangst: Wij hadden dat kind in de vakantie, mar het kreeg zo'n verlangst hen hoes (Sleen)
- verluun: Veur een aolder man of vrouw ludde de klok langer as veur een kind (Emmen)
- verluun: Bij een man 2 x kört en 1 keer lang, veur een vrouw 1 x kört en 1 x lang en veur een kind 1 x kör (Grolloo)
- verluun: Bij een kind de kleine klok ien keer en bij een grote beide klokken drie keer (Sleen)
- vermaggeln: Dat kind hef de hiele tiekening vermaggeld (Sleen)
- vermotten: Dat kind vermot het eten, dei krig der niks van binnen (Barger Compascuum)
- verpesten: Dat kind was totaal verpest (Klazienaveen)