U zocht voorbeeldzinnen met daarin "toen"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 401 - 420 van 500
- teruggekrabbeln: Hij beloofde zoveule, mor toen het der op an kwaamp, gung ie teroggekrabbeln (Hoogeveen)
- tochten: Het tocht hier, zee Jan tegen zien buurman, toen zien borrelglassie leeg was (Dwingelo)
- toegriezeln: toen die jong boven in de boom zat (Oosterhesselen)
- toen I: De toen sleut de hof of
- toen I: toen (Eext)
- toen I: Daor is een plaank van de toen (Exlo)
- toen I: Hie trekt de kont veur de toen
- toen I: Wij moet hum de toen maor even umhelpen (Drouwen)
- toen I: *Woor de toen um 'n leegsten is, kuj um besten over
- toen I: Aj dat geelhaor bieten kunt, dan kuj met de hond over toen (Anderen)
- toeschietelk: Toen ik even met hum praot haar, weur e wat toouscheeitelijker (Gasselte)
- toespeuling: Hij meuk door toen al een toespeuling op, maar ik had het nog niet deur (Koekange)
- traap: Het kunden Jaan zien traopen wel weden hier in toen; hie hef van die grote klompen (Eext)
- trekken: Toen hie het gebit trekken laoten hef, hef hie wel een dag of wat naopien had (Anloo)
- tumult: Het tumult begun, toen ze der iene uutknikkerden (Beilen)
- tunier: Toen Jannegie de padties möch schoffeln, vuulde hij zuk al een echte tunier (Beilen)
- tuntelduze: Toen der nog gien lucifers waren, hadden ze een tunterduze, ...tuntelduze (Sleen)
- tuun: toen-
- tuun: toen I
- twenter I: Toen wai de twenter veur de waogen deden, vloog e in het èende (Peize)