U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vol"
Resultaten 401 - 413 van 413
- wondereulie: Even een lepel vol wondereulie innimmen, dan könj beter naor het hoesie gaon (Eexterveen)
- wörmsteek: De appels zaten in de boom aal vol wörmsteken (Roswinkel)
- wrangegoed: Hier hej wat wrangegoed; drei keer dais een lepel vol
- zaagsel: De heile gang laag vol met zaogsel (Roderwolde)
- zak: Daor moej een zak vol geduld bij hebben
- zandstiekel: Dat laand zit vol zaandstiekels (Mantinge)
- zegelboekien: Ik heb het zegelboekien vol (Valthe)
- zegen III: Wat een hoes vol volk, daor bint wij mooi gezegend met (Oosterhesselen)
- zeupiesglas: Doe het zeupiesglas mor niet te vol (Gieten)
- zoerkoolpot: Ziezo, de zoerkoolpot is vol. Nou he'k van 't winter an zoerkool gien gebrek (Broekhuizen)
- zommerroet: Het hoffie zit vol zummerroet (Gasselte)
- zompenpolle: Dat vene stiet vol zompenpollen (Dwingelo)
- zweepslag: As der zweepslag op zat, dan hadden ze de zwienen nog even de pokkel goed vol geven (Emmen)