U zocht voorbeeldzinnen met daarin "tegen"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 421 - 440 van 500
- laveren: De schipper laveerde tegen de wind in (Emmer Compascuum)
- lèestdaags: Lèestdaogs kwam ik ze nog tegen (Eelde)
- lei II: Hie sputterde aal tegen, mor is laoter toch in de laai zied vallen
- lekkerbek: Wij zegt lekkerbekkien tegen ien die niet alles lust (Mantinge)
- leunen: Stao niet zo tegen mij an te leunen (Gasselte)
- lichtgevulig: Dat wicht is aordig lichtgevulig, daor muj niet teveel tegen zeggen (Nieuw Dordrecht)
- lief I: De haanden um het lief houwen tegen de kolde (Havelte)
- lief I: Gistern leup ik hum tegen het lief (Meppel)
- liegen: Hij lög zo hard, dat der kan gien peerd tegen lopen (Fluitenberg)
- liek III: Dat muj liek tegen mekaar leggen (Fluitenberg)
- liekstaotsie: niet verteld, dat hie een liekstaotsie tegen kwaamp, doe hie hen het meras gunk
- liemwalle: Hoefblad mag geern gruien tegen een liemwalle an (Zuidwolde)
- lollegien: Kuj wel tegen een lollegie?
- Lombok I: Lombok zeden wie tegen de stee in Emmen, woor de woonwagens stunden (Barger Oosterveld)
- lopen: Ik haope det ie nog ies tegen een goeie kerel anloopt, ik gun het oe van harte (Ruinerwold)
- lopen: Die is nooit tegen een kerel anlopen
- lopen: Ik bin der tegen an elopen
- loperij: Knielmelk helpt tegen de loperij (Padhuis)
- luuns II: Boer zee tegen knecht: Neem ie het wiel mor mit, den zel ik de lunze wel draogen (Valthermond)
- maandagziekte: Hij hef maandagziekte, je moet maar niet te veul tegen hum zeggen